Palenweg 6 te Westerwijtwerd, gem. Loppersum

Het plangebied bevindt zich in een vlakte van getij-afzettingen (geomorfologische kaarteenheid IM35). Hoewel in deze vlakte kwelderwallen, oeverwallen en wierden aanwezig zijn, bevindt het plangebied zich in een relatief vlak en laaggelegen deel van het landschap. Het gaat om zware, kalkarme klei (bodemkaarteenheid kMn43C: knippoldervaaggronden) die in het komgebied achter de hoge kwelderwallen is afgezet. In het plangebied zijn geen bekende archeologische waarden aanwezig. In de nabijheid van het plangebied zijn enkele AMK-terreinen aanwezig. Het gaat om wierden of verhoogde boerderijplaatsen die bewoond werden in de periode Late IJzertijd Late Middeleeuwen. Ook zijn er vondstmeldingen in de nabijheid van het plangebied bekend. Het gaat in de meeste gevallen om stukken aardewerk of metalen objecten die verband houden met de wierdebewoning in het gebied. Op de kadastrale minuut (1811-1832) is de vermoedelijke voorganger van de huidige boerderij te zien. Het is mogelijk dat de funderingen van deze boerderij (of van een nog oudere voorganger hiervan) nog aanwezig zijn in de bodem. Op basis van het bureauonderzoek is geconcludeerd dat in het plangebied een lage archeologische verwachting geldt voor de periode tot de Late Middeleeuwen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische resten uit deze periode. Waarschijnlijk lag het gebied niet op een aantrekkelijke bewoningslocatie. Voor de periode Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd is de verwachting op basis van dit bureauonderzoek laag tot middelhoog. Het gebied waarin het plangebied ligt, werd in de Late Middeleeuwen ontgonnen vanuit wierden ten oosten en noorden van het plangebied. De vroegste directe aanwijzing voor bewoning is echter de boerderij op de kadastrale minuut. Ervan uitgaande dat de geplande nieuwbouw uitsluitend zal plaatsvinden in het oude funderingsvlak en niet dieper reikt dan de huidige fundering (ca. 60 cm – mv), wordt geadviseerd om de geplande bodemingrepen zonder verder archeologisch onderzoek te laten plaatsvinden. Wel wordt voor de zekerheid zogenaamde ‘archeologievriendelijke’ sloop en herbouw aanbevolen bestaande uit houtskeletbouw of een fundering op beton. Verder wordt geadviseerd om tijdens de bodemingreep bedacht te zijn op mogelijke resten van oude fundamenten uit het begin van de negentiende eeuw (of mogelijk uit iets eerdere perioden). Mochten van dergelijke fundamenten toch resten worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt bij de bevoegde overheid. Op basis van de aard van de vondsten/ sporen kan dan besloten worden of er alsnog een vorm van archeologisch of bouwhistorisch onderzoek noodzakelijk is (bijvoorbeeld een archeologische begeleiding)