Bureau voor Archeologie Rapport 616

Bureau voor Archeologie heeft een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringenuitgevoerd voor sloop- en bouwwerkzaamheden aan de Vlietskant 15te Gellicum. De vraagstelling van het onderzoek luidt: hoe kan rekening gehouden worden met eventuele archeologische waarden bij de voorgenomen ontwikkeling? Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de richtlijnen van de KNA, protocollen 4002 en 4003. In het kader van het onderzoek zijn kaarten, databases en literatuur geraadpleegd om te komen tot een gespecificeerde archeologische verwachting van het gebied.In het noorden van het plangebied worden twee sleufsilo’s aangelegd en in het zuiden van het plangebied wordt een stal gebouwd. Ten behoeve van de stal worden twee gebouwen gesloopt in het zuiden van het plangebied.Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied in een rivierkom of oeverwalachtige vlakte ligt in het archeologisch landschap Rijn-Maasdelta. In het gebied zijn sinds de laatste ijstijd afwisselend lagen veen van de Formatie van Nieuwkoop en komklei van de Formatie van Echteld gevormd. Deze lagen vormen een zes tot acht meter dik pakket op de pleistocene zandgronden. Vanwege de natte omstandigheden is het plangebied ongunstig voor bewoning tot het ontstaan van oeverwallen van de Linge beddinggordel omstreeks 200 v. Chr. (Late IJzertijd). De randen van de oeverwal kunnen tot in het noorden van het plangebied reiken. Ontginning van het achterliggende gebied is mogelijk vanaf de bedijking van de rivieren in de Late Middeleeuwen. Op historische kaarten is het plangebied als onbebouwd weergegeven. Op het kadastrale minuutplan van 1811 tot 1832 zijn twee percelen omringd door brede sloten herkenbaar, mogelijk grachten. Op één van de percelen was tot de egalisering in 1965 een duidelijke verhoging herkenbaar. Mogelijk betreft het een versterkt huis met gracht en voorburcht. Het gebied is tussen 1811 en 1832 in gebruik als bos en boomgaard. Tot 1965 is de vermoede gracht als sloot weergegeven. In de tweede helft van de 20e eeuw is het plangebied in gebruik als gras- en bouwland.In het plangebied zijn tien boringen gezet tot in natuurlijke onverstoorde grond, met dieptes variërend van 150 tot 380 cm -mv. Hieruit blijkt dat in het plangebied een intacte grachtvulling aanwezig is op de locaties van de grachten op het kadastraal minuutplan. Ter plaatse van de vermoede locatie van het versterkte huis is een baksteenlaag op een omgewerkt pakket aangetroffen. Een tweede baksteenlaag werd op een grachtvulling ten noorden van de vermoede versterkte huislocatie aangetroffen. Buiten de gracht en het versterkte huis is een bouwvoor op oeverafzettingen aangetroffen waarin geen archeologisch indicatoren zijn aangetroffen.Bureau voor Archeologie adviseert ter plaatse van het voormalige omgracht terrein een proefsleuvenonderzoek uit te voeren volgens de richtlijnen van KNA protocol 4003 en met een strategie conform een door de gemeente goedgekeurd Plan van Eisen (PvE). Het deel van het plangebied buiten het omgrachte terrein kan worden vrijgegeven voor de beoogde ontwikkeling (fig. 23).Dit onderzoek is met grote zorgvuldigheid uitgevoerd. Het is echter nooit uit te sluiten dat toch archeologische resten worden aangetroffen bij de graafwerkzaamheden. Eventuele archeologische resten is men verplicht te melden bij de Minister van OCW in overeenstemming met de Erfgoedwet uit 2015. In dit geval wordt aangeraden om contact op te nemen met de gemeente Geldermalsen