De geinterviewde moest vier keer opkomen. In Den Haag in 1935, in 1939 in Scheveningen, in 1940 en in 1943. Hij vertelt de dagelijkse bezigheden in dienst. Hij werd korporaal. In 1943 werd hij via Amersfoort naar Duitsland getransporteerd voor krijgsgevangenschap. Hij verteld over de situatie in kamp Altengrabow. Na een paar weken werd hij te werk gesteld in een fabriek in Bernburg. Na september 1944 ging de geinterviewde naar Groitzsch to er geen behoefte meer aan was. De fabrieken zijn regelmatig gebombardeerd. Hij vertelt over het vieren van kerst met aardappels. De verhouding met de Duitsers was over het algemeen redelijk. Na de bervijding is hij met een gestolen moterfiets en een vlucht naar Parijs weer in Nederland gekomen