Een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek met proefputjes

ADC ArcheoProjecten heeft in juli en augustus een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Plukmadeseweg 28 te Made, gemeente Drimmelen. Aanleiding is de voorgenomen sloop en vervangende nieuwbouw van een kas, plaatsing van enkele silo’s en demping en vervangende uitgraving van een watergang, waarvoor een omgevingsvergunning vereist is. Uit het eerder uitgevoerde verkennend booronderzoek blijkt dat de uitvoering van de voorgenomen sloop- en bouwplannen kunnen leiden tot aantasting van archeologische waarden. Op basis hiervan is door het bevoegd gezag gesteld dat een karterend booronderzoek in combinatie met een tweetal proefputjes uitgevoerd diende te worden. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en nader aanscherpen van de gespecificeerde archeologische verwachting. Verder heeft het veldonderzoek tot doel om eventueel aanwezige vindplaatsen op te sporen. Op basis hiervan is een advies gegeven over de noodzaak van eventueel vervolgonderzoek. Op basis van het verkennend onderzoek werd rekening gehouden met aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum-Neolithicum (en eventueel Bronstijd). Naar verwachting raakte het plangebied vanaf de Bronstijd vanwege toenemende veengroei ongeschikt voor bewoning. Gedurende de Late Middeleeuwen werd het veen ontgonnen en geschikt gemaakt voor bewoning. Het plangebied was sindsdien voor het overgrote deel in gebruik als weidegebied. Vandaar dat geen bewoningsresten verwacht worden uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Wel kunnen losse vondsten uit deze perioden voorkomen. Eventueel aanwezige archeologische resten (periode Laat-Paleolithicum-Neolithicum) worden verwacht in de top van het dekzand, binnen 50 cm –mv. De resten zijn naar verwachting afgedekt door een enkele decimeters dik kleipakket dat is afgezet in de nasleep van de Sint-Elisabethsvloeden (1421-1424). De bevindingen van het karterend onderzoek bevestigen in grote lijnen de uitkomsten van de eerder uitgevoerde verkennende fase wat betreft de opbouw en de mate van intactheid van het dekzandlandschap. Het karterend onderzoek is uitgevoerd in die zones waarvan op grond van het verkennend onderzoek, verwacht was dat de bodemopbouw nog redelijk intact was; dit bleek veelal te kloppen. In geen van de boringen, noch in de proefputjes, zijn archeologische indicatoren of archeologische sporen aangetroffen. Wel zijn mogelijk enkele laatmiddeleeuwse sloten in kaart gebracht. Op grond van de resultaten van het karterend onderzoek (het ontbreken van archeologische indicatoren, in combinatie met de gehanteerde methode [boorgrid en -diameter]), lijken grote, vondstrijke nederzettingen niet aanwezig in het plangebied. De aanwezigheid van kleinere vindplaatsen kan op basis van onderhavig onderzoek niet worden uitgesloten. ADC ArcheoProjecten adviseert om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter nooit volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet. Wij wijzen erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies