Archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden

Binnen het onderzoeksgebied heeft een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden plaatsgevonden. De bodem bestond uit een 0,5 tot 1,5 m dikke opgebrachte/verstoorde laag op dekzand. Een groot deel van het aangelegde vlak was recent verstoord, met name in het noordelijke deel van het onderzoeksgebied ter hoogte van de gesloopte bebouwing. Slechts in een klein deel van het onderzoeksgebied bleek de bodem nog niet diep verstoord. In het lager gelegen zuidelijke deel van het onderzoeksgebied was de top van het dekzand verspoeld en humeus. Aan de noordzijde bevond zich in het vlak geel zand (C-horizont) met bruingele vlekken (restant BC-horizont). Tijdens de archeologische begeleiding zijn zeven paalsporen en een sloot waargenomen. Aan de noordzijde van het onderzoeksgebied zijn spitsporen aangetroffen. In de vulling van de sloot waren twee fasen herkenbaar. De sloot volgt het patroon van de verkaveling op de kadastrale minuut uit het begin van de 19e eeuw. Waarschijnlijk was een gedeelte van de sloot al in het begin van de 19e eeuw gedempt. De aangetroffen sporen zullen te maken hebben met de ontginning van het gebied, met name de spitsporen en de sloot. Vanwege het ontbreken van vondstmateriaal kunnen de sporen niet gedateerd worden. Vermoed wordt dat de meeste uit de periode Middeleeuwen -Nieuwe tijd zullen dateren. Een vaag (mogelijk) paalspoor zou uit de Prehistorie kunnen dateren