Archeologisch bureau- en booronderzoek Achtersloot 152 te IJsselstein, gemeente IJsselstijn (UT)

Aanleiding tot het archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) zijn de plannen voor een uitbreiding van de bestaande ligboxenstal op de onderzochte locatie aan Achtersloot 152 te IJsselstein. Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek. Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat het onderzoeksgebied in een gebied met poldervaaggronden ligt en op een oeverwal van de Neder-Oudland stroomgordel, die actief was in het neolithicum en de bronstijd. Het onderzoeksgebied was in het verleden in gebruik als boomgaard. De enige bekende bebouwing is de huidige varkensstal, die deels is onderkelderd en die de bodem ter plaatse zal hebben verstoord. Hierlangs loopt op eerdere kaarten een sloot, die recent gedempt is. Het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied valt binnen het middeleeuwse bebouwingslint van Achtersloot. De archeologische verwachtingswaarde van het onderzoeksgebied is hoog. Er kunnen resten uit het neolithicum tot en met ijzertijd of de Romeinse tijd worden verwacht, ondieper dan 1,5 m-NAP. Daarnaast kunnen resten uit de middeleeuwen of nieuwe tijd verwacht worden, direct onder de bouwvoor. Uit het booronderzoek blijkt dat de bodemopbouw in het onderzoeksgebied bestaat uit een verstoorde toplaag van 0,30 tot 0,80 m-mv, gevolgd door rivierklei en oeverwal- en/of beddingafzettingen van de Neder-Oudland stroomgordel. Alleen boring 1 wijkt af, daar is sprake van een recent gedempte sloot tot 1,90 m-mv. Deze recent gedempte sloot loopt door de hele geplande uitbreiding van de stal, zoals op de historische kaarten in het bureauonderzoek is te zien. De bodemingrepen van de geplande nieuwbouw van de stal lopen door tot net onder de slootbodem, tot in de oeverwal- of beddingafzettingen, die hieronder volgen. De rest van de locatie van de geplande stal is verstoord tijdens de bouw van de huidige varkensstal, die deels is onderkelderd. In boring 5 is in de rivierklei een laklaag aangetroffen op een diepte van 1,50 tot 1,60 m-mv. In de overige boringen ontbreekt deze laklaag. Aangezien in de aangetroffen afzettingen van de Neder-Oudland in de meeste boringen geen aanwijzingen voor vegetatieniveaus (laklagen) of andere aanwijzingen voor bewoningslagen zijn aangetroffen en er nergens archeologisch indicatoren zijn aangetroffen, wordt de kans op het aantreffen van archeologische resten voor het grootste deel van het onderzoeksgebied laag ingeschat. Vooral in de verstoorde rond de huidige stal, waar nu bodemingrepen zijn gepland