Verkennend en karterend booronderzoek aan de Voorweg 232 te Zoetermeer

Bij het onderzoek zijn in totaal acht boringen gezet met een maximale diepte van 3,8 meter -MV. Twee boringen (de boringen 3 en 7) stuikten op geringe diepte op recent puin. Boring 1 is gezet aan de voorzijde van de hoeve, in het lichaam van het dijkje in de voortuin. De ophogingslagen van de dijk reiken tot een diepte van 1,9 m -MV. Direct daaronder bevindt zich, tot 3,55 m -MV, een pakket natuurlijk veen met daaronder slappe grijze (tweede kleur lichtbruin) klei. In boring 5, aan de zuidoostkant van het huis, heeft de verstoorde bovenlaag een dikte van 0,9 m. Hieronder ligt een 0,5 m dikke opgebrachte laag donkerbruine (tweede kleur donkergrijze) zeer humeuze klei met baksteenspikkels. De volgende, eveneens opgebrachte, laag heeft dezelfde dikte en bestaat uit donkerbruine zeer humeuze klei. Van 1,9 tot 2,05 m -MV is een natuurlijke bruine (tweede kleur rood) veenlaag aanwezig. Deze wordt gevolgd door een 0,1 m dikke laag compact lichtbruin veen met er onder grijze natuurlijke kleilagen. De boringen 6 en 8 vertonen min of meer een met boring 5 vergelijkbaar beeld. In de overige boringen zijn onder de verstoorde bovenlaag slechts natuurlijke kleilagen aanwezig. Veen en ophogingslagen ontbreken hier. In de aangetroffen ophogingslagen is geen dateerbaar materiaal aangetroffen maar deze ophogingen lijken van subrecente datum te zijn. Vermoedelijk zijn zij voorafgaande aan de bouw van het huis opgebracht. Hetzelfde wordt verondersteld voor het dijkje in de voortuin. Volgens Van Horsen (2015) is de aanwezigheid van een veenpakket in de ondiepe ondergrond binnen geringe afstand van de dijk (de Voorweg) een goede indicatie voor de mogelijke aanwezigheid van een middeleeuwse vindplaats. Hierbij wordt het veenpakket als vondstenlaag beschouwd. Ondiepe sporen en vondstmateriaal kunnen in het veenpakket aanwezig zijn, diepere sporen zullen indien aanwezig zich direct onder het veenpakket bevinden