Almere, 5H Tureluurweg: Buitenplaats Oosterwold Fase 2, Oosterwold Gemeente Almere (Flevoland) Inventariserend Veldonderzoek (IVO; fase 1 en 2)

In opdracht van Buitenplaats Oosterwold b.v. heeft Transect in de periode oktober en november 2016 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in het plangebied 5H Tureluurweg – Buitenplaats Oosterwold, Fase 2 in Almere-Hout (gemeente Almere). De aanleiding voor het onderzoek is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, die in het plangebied de realisatie van een landgoed met daarop woningen mogelijk moet maken. Het plangebied vormt een uitbreiding van de Buitenplaats Oosterwold Fase 1, die direct ten noorden van het huidig plangebied gelegen is. De voorgenomen werkzaamheden gaan gepaard met bodemingrepen, waardoor de oorspronkelijke bodemlagen en hiermee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord. Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken: • In het plangebied liggen dekzandafzettingen begraven, waar zich op enkele, minder diep gelegen delen een podzolbodem heeft kunnen vormen. Deze podzolbodems zijn met name in het westelijk en centrale deel van het plangebied aanwezig. Er is binnen het plangebied echter amper sprake van hoogteverschillen, maar er is wel sprake van een geleidelijk aflopend reliëf in oostelijke richting. De top van het dekzand is overwegend intact gebleven. • In de meest laaggelegen delen van het dekzandlandschap, één centraal in het plangebied en één in het oostelijk deel, zijn Oude Getijdenafzettingen aangetroffen. De afzettingen zijn slap, ongerijpt, en onder aquatische omstandigheden gevormd. Ze vormen circa 7 tot 35 cm dikke klei-inschakeling in het veen dat overal op het dekzand is aangetroffen. • Er lijken hier mogelijk reeds vroeg in het Holoceen plassen te hebben gelegen, getuige de aanwezigheid van detritus en gyttja op het dekzand. Ook bevindt zich op het veen grof rietveen met spoelzandlagen, dat al vroeg in het Holoceen op zeer natte omstandigheden lijkt te wijzen. • Gezien de diepteligging is het dekzand in het plangebied tussen circa 5.300 en 5.000 v. Chr. verdronken. Dit betekent dat in de top van het dekzand archeologische waarden aanwezig kunnen zijn die uit de periode van het Mesolithicum tot het begin van het Neolithicum dateren. Over resten uit het Laat-Paleolithicum kunnen geen uitspraken worden gedaan. Het was immers niet mogelijk het verkennend onderzoek met een Aqualockboor uit te voeren, waardoor geen beschrijvingen dieper dan de top van het dekzand hebben plaatsgevonden. • Binnen de grenzen van het plangebied zijn tijdens het karterend onderzoek geen aanwijzingen gevonden, die op de aanwezigheid van een vindplaats wijzen. Harde archeologische indicatoren (zoals vuursteenafslagen, gebroken kwarts, aardewerk en/of verbrand bot) of andersoortige aanwijzingen zijn in de residuen niet aangetroffen. De vondsten uit de residuen beperken zich tot houtskool en knappersteen