Gemeente Drimmelen. Plangebied Ontsluitingswegen Molens 4 en 5 te Lage Zwaluwe: Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)

In opdracht van NV Nuon Energy heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied ‘Ontsluitingswegen Molens 4 en 5 te Lage Zwaluwe. Aanleiding voor het onderzoek is het plan om ter plaatse een ontsluitingsweg aan te leggen voor een tweetal windmolens. Hiervoor is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. In dat kader dient een archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied reden om af te wijken van de verwachtingen zoals weergegeven op de gemeentelijke verwachtingskaart. Op deze kaart is aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend. Recent onderzoek pal naast het plangebied heeft uitgewezen dat op vergelijkbare locaties geen aanwijzingen aanwezig zijn die kunnen duiden op de aanwezigheid van een (laat)middeleeuwse vindplaats. Oudere vindplaatsen worden binnen de maximale boordiepte van 2 m-mv ook niet verwacht, aangezien het pleistocene dekzand zich op grotere diepte bevindt. Op basis van de bevindingen uit het bureauonderzoek wordt aan het plangebied, in tegenstelling tot de gemeentelijke verwachtingskaart, derhalve een lage tot middelhoge verwachting toegekend op het voorkomen van een vindplaats. De lage verwachting geldt voor de hier aanwezige kreekgeul en de vlakte van plaatselijk gemoerde getij-afzettingen. De lage tot middelhoge verwachting geldt voor de getijde oeverwalafzettingen. Indien vindplaatsen aanwezig zijn, betreft het hier vindplaatsen van na de St. Elisabethsvloed (1421). Het gaat hierbij derhalve om vondsten en/of sporen gerelateerd aan huisplaatsen (bijvoorbeeld een boerderij) en/of een nederzettingsterrein. Vindplaatsen in dergelijk kleiig gebied kenmerken zich door de aanwezigheid van een zogenaamde leeflaag. Dit betreft een opvallend donkere, vrij homogene horizont waarin of onder vaak fosfaatvlekken voorkomen. De donkere kleur is het gevolg van de accumulatie van organisch afval als gevolg van de bewoning. De leeflaag wordt, indien aanwezig, in de top van de getijde oeverwalafzettingen verwacht. Op basis van de resultaten van het booronderzoek is de lage tot middelhoge verwachting voor het gehele plangebied naar beneden toe bijgesteld tot een lage verwachting op het voorkomen archeologische vindplaatsen. In de getijdeoeverwalafzettingen is namelijk geen donkere, humusrijke leeflaag aangetroffen. Indien ter plaatse een vindplaats uit de middeleeuwen aanwezig is geweest, dan mag een dergelijke leeflaag wel degelijk verwacht worden. De verwachting is derhalve dat binnen het plangebied geen archeologische resten zullen worden bedreigd als gevolg van de geplande werkzaamheden voor de aanleg van de ontsluitingswegen. Vervolgonderzoek is hier niet noodzakelijk