Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen GNIPA 1514, modificatie 23 te Darp, gemeente Westerveld: Antea Group Archeologie 2016/96

In juli 2016 heeft Antea Group een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in de vorm van een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied aan de rand van een droog dal ligt. De bodem is geclassificeerd als laarpodzol. Het pleistocene zand is mogelijk afgedekt met een dun plaggendek, behorende bij de naburige es. Er kunnen op grond van waarnemingen uit de omgeving resten voorkomen uit verschillende steentijdperioden (kampementen en/of nederzettingen). Tevens zijn resten van grafritueel uit het neolithicum tot en met de ijzertijd te verwachten. Om de verwachtingen uit dit archeologisch bureauonderzoek te toetsen is het inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd. Voor het veldonderzoek zijn 6 boringen verricht met een Edelmanboor met een diameter van 7/10 cm tot 2 m -mv of tot 25 cm in de ongeroerde C-horizont. Uit het inventariserend veldonderzoek blijkt dat de bodemopbouw binnen het plangebied van boven naar beneden wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een 0,15 tot 0,35 m dikke bouwvoor of Ap-horizont, bestaande uit (zeer droog en) zeer fijn, matig siltig, matig humeus, bruingrijs zand. Ter plaatse van boring 23-3 is hierin duidelijk een bijmenging van een E-horizont (uitspoelingshorizont) aanwezig. In de overige boringen is hieronder over het algemeen sprake van een geroerd zandpakket, bestaande uit zeer fijn, matig siltig, grijsbruin zand met vaak veel wortels. Behalve in boringen 23-3 werd nergens een (deels) intact podzolprofiel aangetroffen, en de waargenomen bodemverstoring heeft waarschijnlijk te maken met allerlei graafwerkzaamheden die binnen het plangebied hebben plaatsgevonden ten behoeve van de aanleg van het gasontvangststation (GOS). Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geadviseerd om het plangebied voor wat betreft archeologie vrij te geven ten gunste van de voorgenomen ontwikkeling