Een archeologisch bureau-onderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen op een terrein langs de Molenweg te Horssen, gemeente Druten (Gld): ARC-Rapporten 2009-212

De onderzoekslocatie ligt volgens het bureau-onderzoek op een rivierduin uit het Laat-Glaciaal, dat op de onderzoekslocatie is afgedekt door holocene rivierklei. In de rivierklei heeft zich een poldervaaggrond ontwikkeld. Door de relatief hoge ligging binnen het rivierengebied vormden rivierduinen vanaf het begin van het Holoceen geschikte woonplaatsen en kunnen er archeologische resten en sporen worden verwacht vanaf het Mesolithicum. Diverse archeologische monumenten en waarnemingen in de nabije omgeving tonen dat er daadwerkelijk bewoning heeft plaatsgevonden vanaf het Neolithicum. Het grote aantal vondsten uit de periode IJzertijd – Nieuwe Tijd toont aan dat de omgeving in die tijd waarschijnlijk intensief werd bewoond. De onderzoekslocatie ligt op een lager gelegen deel tussen de rivierduinen van Molenhoek en Horssen. In de ondergrond zijn wel nog duinafzettingen aanwezig, op de onderzoekslocatie op maximaal 0,55 m –mv. De overgang van de rivierduinafzettingen naar de holocene rivierklei verloopt in de meeste boringen vrij geleidelijk. In zes van de acht boringen zijn aanwijzingen gevonden voor verspoeling van het rivierduinmateriaal. Mogelijk is in het verleden een deel van het duin op de onderzoekslocatie geerodeerd. Dit vermoeden wordt versterkt door de afwezigheid van bodemvorming in de top van rivierduinafzettingen. De mate van erosie valt op basis van onderhavig onderzoek niet met zekerheid vast te stellen. Het is het onduidelijk of archeologische sporen in de top van het duin bewaard zijn gebleven. Gezien de intensieve bewoning in de omgeving van de onderzoekslocatie zal het beekdal van Het Goor waarschijnlijk wel in gebruik zijn geweest. Hier zijn mogelijk nog archeologische resten van aanwezig