Hoedekenskerke Haverhoekseweg. Gemeente Borsele.: Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen

Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens werd in het archeologisch bureauonderzoek een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Op de Geologische Kaart van Nederland was de verwachting dat het noordwestelijk gelegen deel van het plangebied gelegen is in een zone met Afzettingen van Duinkerke IIIa op (oudere) Afzettingen van Duinkerke II (beide behorend tot het Laagpakket van Walcheren) op het (Hollandveen Laagpakket) op afzettingen van Calais (Laagpakket van Wormer). Het zuidoostelijke deel van het plangebied is naar verwachting gelegen binnen een zone met Afzettingen van Duinkerke II op Hollandveen op afzettingen van Calais (Laagpakket van Wormer). De top van het pleistocene zand ligt ter plaatse van het plangebied op een diepte tussen 15 en 20 m –NAP. Volgens het ondergrondmodel uit het DINO-loket rust het Laagpakket van Walcheren in het volledige plangebied rechtstreeks op afzettingen van het Laagpakket van Wormer. Er kon samengevat gesteld worden dat voor het plangebied geen verwachting geld voor vindplaatsen uit de Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum. Voor het Laat-Neolithicum en de Bronstijd gold een lage verwachting voor de bovenzijde van het Laagpakket van Wormer en onderzijde van het Hollandveen (indien aanwezig). Voor de IJzertijd en Romeinse tijd gold een hoge verwachting voor zover het Hollandveen niet (gedeeltelijk) weg geërodeerd is. Voor het Laagpakket van Walcheren gold een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de Middeleeuwen en een lage verwachting voor vindplaatsen uit de Nieuwe tijd. Tijdens het inventariserend veldonderzoek werd het opgestelde verwachtingsmodel middels 8 verkennende boringen, tot maximaal 3,00 meter beneden maaiveld (3,17 meter –NAP), getoetst. De op basis van het bureauonderzoek vastgestelde geologische situatie binnen het plangebied werd met het booronderzoek grotendeels bevestigd. Binnen het plangebied bestaat de bovenzijde van het profiel uit afzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Dit betreft bovenin slappe kleiige zandafzettingen die op een diepte tussen 1,33 en 1,68 meter –NAP ( 1,30 en 1,50 meter beneden maaiveld)over gaan op kleiafzettingen en die dit onderliggende kleipakket gedeeltelijk geruimd lijken te hebben. De kleiafzettingen van het Laagpakket van Walcheren hebben het onderliggende Hollandveen plaatselijk zwak geërodeerd. De bovenzijde van het veen is aangetroffen op een diepte tussen 1,40 en 1,98 meter –NAP (1,40 en 1,90 meter beneden maaiveld). Het aangetroffen Hollandveen bestaat uit bosveen. In boring nr. 7 is een veraarde, veentop aangetroffen op een diepte van 1,57 meter –NAP (1,40 meter beneden maaiveld). En in boringen nr. 2 en 3 is er sprake van een zwak verspoelde of overspoelde veentop. De variatie in de dikte van het veenpakket bedraagt slechts 30 centimeter. Onder het veen is in alle boringen vanaf een diepte tussen 2,58 en 2,78 meter –NAP (2,50 en 2,70 meter beneden maaiveld) slappe klei aangetroffen van het Laagpakket van Wormer. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek kan het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek als volgt bijgesteld worden: een lage verwachting voor de Prehistorie, Middeleeuwen en Nieuwe tijd en een hoge verwachting voor de IJzertijd en Romeinse tij