Rotterdam Bright Een bureauonderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van mechanische grondboringen: BOORrapporten 603

Uit het bureauonderzoek, waarbij onder meer is gekeken naar de historische situatie, de bodemopbouw ter plaatse en de bekende archeologische waarden in (de omgeving van) het plangebied, komt naar voren dat voor het plangebied Rotterdam Bright een lage archeologische verwachting geldt voor vindplaatsen uit het Mesolithicum en het Neolithicum. Deze vindplaatsen kunnen aangetroffen worden op rivierduinen van de Formatie van Boxtel en onder het veen gelegen stroomgordelafzettingen van de Formatie van Naaldwijk (Laagpakket van Wormer) en/of Formatie van Echteld. Uit de beschikbare geologische informatie blijkt echter dat de kans op aanwezigheid van stroomgordels en rivierduinen niet groot is. Daarnaast geldt voor het gehele plangebied een redelijk hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd in de top van het veen (Formatie van Nieuwkoop) of op klei (Formatie van Echteld). Voor vindplaatsen uit de Middeleeuwen (tot in de 12e eeuw) in de top van het veen (Formatie van Nieuwkoop) of op klei (Formatie van Echteld) geldt een hoge verwachting. Voor vindplaatsen uit de Middeleeuwen (vanaf de 12e - 13e eeuw) geldt eveneens een hoge archeologische verwachting. De bewoningssporen en vondsten bevinden zich op klei, (Formatie van Echteld) of op het overstromingsdek (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren). Vanaf circa 1575 ligt het plangebied binnen de stad Rotterdam. Uiteraard is de verwachting voor bewoningssporen en vondsten voor de Nieuwe Tijd vanaf circa 1575 het hoogst. Voor resten uit de Nieuwe tijd geldt wel dat een deel zal zijn verdwenen als gevolg van de opruimwerkzaamheden en sloop van funderingen na het bombardement van Rotterdam van mei 1940. Het booronderzoek heeft voldoende informatie opgeleverd over de mate van gaafheid van de bodemopbouw. De bovenste 3 meter (in de boringen 3 tot en met 6) tot 4 meter (in de boringen 1 en 2) van de bodem lijkt verstoord. Ten opzichte van NAP is de diepte van het verstoorde gedeelte circa 1,50 m - NAP in de boringen 1 en 2, en circa 0 m NAP in de boringen 3 tot en met 6. Het is echter niet uit te sluiten dat plaatselijk bewoningssporen vanaf het begin van de 17e eeuw, in de vorm van muren en vloeren van huizen, binnen dit verstoorde pakket bewaard zijn gebleven. In de boringen is een pakket intacte ophogingslagen aangetroffen met een dikte van circa 5,50 tot 6 meter. De basis van deze ophogingen ligt op een diepte tussen circa 5 en 5,50 m - NAP (circa 8 tot 8,50 m - mv). De ophogingen zijn aangebracht in de 16e eeuw en zijn van diverse aard. Onder andere resten van een dijk en een verdedigingswal kunnen binnen het plangebied aanwezig zijn. Resten van woonbebouwing vanaf het begin van de 17e eeuw zijn mogelijk aan de bovenkant van de intacte ophogingslagen bewaard gebleven. Ingravingen uit deze periode zijn tot op een dieper niveau aan te treffen, zoals een vermoedelijke afvalput in boring 3, die tot een diepte van circa 3,50 m - NAP reikt. Op of in de natuurlijke afzettingen van de Formatie van Nieuwkoop (veen) en de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren (klei en zand) zijn geen aanwijzingen gevonden voor vindplaatsen uit de IJzertijd tot en met de Middeleeuwen binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan. In de diepere ondergrond zijn aan de hand van sonderingsgegevens geen aanwijzingen gevonden voor rivierduinen binnen het plangebied