Archeologisch bureau- en booronderzoek Rijperweg 24 Sint-Maarten: B15-224

Dit archeologisch bureau- en booronderzoek is opgesteld door Buro de Brug ACR bv in opdracht van Groenadvies Amsterdam. De aanleiding tot dit onderzoek is de geplande aanbouw van een atelier met veranda achter een bestaande schuur. Het atelier heeft een oppervlakte van 47 m2 en de veranda meet 22 m2. Het plangebied bevindt zich aan de Rijperweg 24 te Sint-Maarten (’t Rijpje), gemeente Schagen, tussen de plaatsen Sint-Maarten en Tuitjenhorn. Ten oosten van het plangebied ligt het buurtschap Stroet en even ten oosten daarvan Dirkshorn. De planlocatie bevindt zich ter hoogte van een terrein (HKRS30 op de beleidskaart) waarbij bij alle bodemroering een vergunning vereist is. Dit onderzoek is verricht om als onderbouwing te dienen voor het verkrijgen van deze vergunning. Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) bevindt het plangebied zich in een zone met een middelhoge trefkans. De locatie ten noorden van het plangebied, die gekarteerd is als een terp, kent op de IKAW een hoge trefkans. Op de provinciale kaart staat het plangebied niet aangegeven als een zone van provinciaal belang. Gezien het feit dat het plangebied zich buiten de dorpskernen van Sint-Maarten, ’t Rijpje en Stroet bevindt, en volgens de geraadpleegde historische kaarten geen bebouwing aanwezig was in het verleden, wordt de kans op archeologische resten uit de periode Late Middeleeuwen tot Nieuwe tijd klein geacht, tenzij de terp zuidelijker ligt dan de bodemkaart doet vermoeden. Mogelijk is de bodem in het plangebied reeds verstoord door het gebruik als groentetuin en door een (recente) ophoging met puin. Om deze verwachting te toetsen, is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het booronderzoek heeft de verwachtingen uit het bureauonderzoek bevestigd: de bodem is verstoord en er zijn geen resten van een terp aanwezig. Er is een verrommelde laag met puin aangetroffen tot een diepte van 60 cm - MV. Volgens de ontwerptekening zal de bodem verstoord worden over een diepte van 20 cm –MV met een maximum van 50 cm –MV ter plaatse van de funderingspoer. Uit boringen 1, 2, 4 en 5 blijkt dat de bodem tot ten minste 60 cm –MV bestaat uit een verrommelde laag die sterk puinhoudend is. Daaronder is een verrommeld pakket aanwezig zonder puin. Alleen bij boring 2 kon dit niet worden vastgesteld omdat er op 20 cm –MV gestuit werd op een ondoordringbare puinlaag. Bij boring 2 is de natuurlijke ondergrond (poldervaaggrond) aangetroffen op een diepte van 160 cm – MV. Buro de Brug adviseert om geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Wanneer tijdens het uitvoeren van bodemingrepen in het plangebied toch onverhoopt archeologische sporen of vondsten worden aangetroffen, is men wettelijk verplicht hiervan direct melding te doen bij het bevoegd gezag, conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg