Weert Stramproy Willibrordus Booronderzoek: Stramproy fase 5, Stramproy (gemeente Weert)

ADC ArcheoProjecten heeft in juli 2014 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Stramproy fase 5 in Stramproy (gemeente Weert). Aanleiding is de voorgenomen sloop en nieuwbouw van woning. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op een dekzandrug ligt met in de omgeving hoge zwarte enkeerdgronden. In de directe omgeving zijn vondsten uit de steentijd en latere perioden bekend. Vanwege de hogere ligging kan het gebied aantrekkelijk zijn geweest voor menselijke activiteit vanaf de steentijd, maar de bodem en ook archeologische waarden kunnen verstoord zijn bij de aanleg van de woonwijk. Ook voor meer permanente bewoning (vroege landbouwers) vanaf de Bronstijd vormt het plangebied een geschikte locatie, gezien de ligging op een dekzandrug. Onder een intact plaggendek, die een beschermende werking biedt, kunnen archeologische waarden worden verwacht. Onderzoeken in de directe omgeving wijzen op plaatselijk intacte plaggendekken (hoge zwarte enkeerdgrond) maar ook op verstoorde plaggendekken. Op basis van historische kaarten is in het plangebied geen bebouwing geweest tot de jaren zeventig van de vorige eeuw. De conclusie uit het bureauonderzoek is een middelhoge verwachting voor archeologische waarden vanaf de steentijd en latere perioden. Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij in alle zes boringen een circa 80 tot 100 cm dikke rommelige bovengrond aangetroffen bestaande uit bruingrijs tot bruingeel-gevlekt zwak tot matig humeus, matig fijn zand met een spoor grind. Dit wordt geïnterpreteerd als een verstoorde en mogelijk deels opgebrachte laag. De verstoorde laag gaat naar onderen vrij scherp over in de C-horizont bestaande uit geelgekleurd goed afgerond matig fijn zand; dit betreft dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). De laag dekzand is circa 20 cm dik. Vanaf een diepte van circa 120 cm –mv komt een circa 10 cm dikke grijsgele laag sterk lemig zand of zandige leem voor (met grove zandkorrels), dat naar onderen overgaat in zeer grof tot uiterst grof zand, zwak tot matig grindig en met een grijze kleur. Dit betreffen pleistocene rivierafzettingen behorende tot de Formatie van Beegden. Uit de boringen blijkt verder dat het oorspronkelijke plaggendek is verstoord en in de top van het dekzand is geen spoor van een (podzol)bodem meer aanwezig. De verstoring houdt vermoedelijk voornamelijk verband met de aanleg van de woonwijk in de jaren zeventig van de vorige eeuw, waarbij de bodem is vergraven. De middelhoge archeologische verwachting op basis van het bureauonderzoek kan worden bijgesteld naar een lage archeologische verwachting. ADC ArcheoProjecten adviseert daarom om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies