Gemeente Soesterberg, Plangebied Apollo-Noord te Soesterberg: Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)

In opdracht van de gemeente Soest heeft het onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuurhistorie en Cultuurhistorie (BAAC bv) een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd binnen het plangebied 'Apollo-Noord' te Soesterberg (gemeente Soest). Het onderzoek bestaat uit een uitgebreid bureauonderzoek, waarbij een archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waardestelling aan het plangebied is gegeven, en een inventaristerend veldonderzoek door middel van verkennende boringen. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat voor het plangebied een middelhoge verwachting geldt op het aantreffen van archeologische vondsten en/of bewoningssporen uit het Paleolithicum en het Mesolithicum en een middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van archeologische vondsten en/of sporen uit de Nieuwe Tijd. Uit historisch onderzoek is evenwel gebleken dat de bodem langs de Amersfoortsestraatweg als gevolg van 17e eeuwse ontginningsactiviteiten grotendeels is verstoord. De mogelijkheid bestaat derhalve dat de bodem (en daarmee ook het eventueel aanwezige archeologische archief uit de periode van voor de ontginning) ter plaatse van het plangebied is verstoord. De aanwezigheid van ontginningssporen uit de Nieuwe tijd kunnen niet worden uitgesloten. Uit het veldonderzoek is gebleken dat de bodem in het grootste deel van het plangebied inderdaad is omgezet tijdens de 17e eeuwse ontginning. In de meeste boringen rustte een gehomogeniseerde, verstoorde bovengrond direct op de sandrafzettingen. In elf boringen was nog sprake van een deels intact bodemprofiel in de vorm van een (deels) intacte B- en/of BC-horizont (restanten van het oorspronkelijke podzolprofiel). Deze boringen liggen enigszins verspreid over het gehele plangebied, een echte zonering valt nauwelijks aan te duiden: boringen 48 en 49 liggen naast elkaar, hetzelfde geldt voor boringen 7, 14 en in mindere mate 19. De overige boringen bevinden zich geïsoleerd in het plangebied. Samenvattend kan worden gesteld dat de middelhoge specifieke verwachting voor het aantreffen van archeologische vondsten en/of bewoningssporen uit het Paleolithicum en het Mesolithicum voor het plangebied hiermee komt te vervallen. De hoge specifieke verwachting op het aantreffen van archeologische vondsten en/of sporen uit de Nieuwe Tijd blijft evenwel gehandhaafd. Gezien de duidelijke effecten van de zeventiende-eeuwse ontginning op de bodem in het plangebied kunnen met name ontginningsporen uit die periode worden verwacht. Op basis van het verkennend booronderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodem in het plangebied grotendeels is verstoord door 17e eeuwse ontginnging. De middelhoge verwachting voor steentijden komt hierdoor te vervallen. Wel worden in het plangegbied nog ontginningssporen uit de nieuwe tijd verwacht, maar gezien de grote hoeveelheid historische informatie die hierover voorhanden is kan het archeologisch onderzoek slechts een geringe meerwaarde bieden. Op basis van dit alles kan worden gesteld dat vervolgonderzoek in het plangebied niet noodzakelijk is