Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van grondboringen aan de Kolkenweg 7, gemeente Scheemda (Gr.)

Op het onderzoeksterrein zijn zes boringen gezet. In de boringen 1–3 is, onder een kleilaag van ca. 50 cm die de bouwvoor vormt, het dekzand gevonden waarin duidelijk restanten van een veldpodzol zijn aangetroffen. De overgang van klei naar zand was sterk humeus alsof de humeuze A-horizont van de podzolbodem in de klei is opgenomen. Daaronder bevindt zich een duidelijk E, B, C podzolprofiel. Bij de boringen 4 en 5 was de bodem tot een diepte van 80–100 cm verstoord. De laag bestaat uit klei en wit zand, vermoedelijk bouwzand opgebracht bij de aanleg van de direct hiernaast gelegen stal. In boringen 6 is dit opgebrachte zand tot een diepte van 250 cm -mv aanwezig. Onder deze verstoorde laag bevindt zich bij boring 5 een nog vrijwel intacte podzolbodem, echter zonder E-horizont. Bij boring 4 is alleen licht bruin zand aangetroffen, dat mogelijk de onderkant van een B-horizont kan zijn of de C-horizont. Tijdens het archeologische veldonderzoek zijn de boorkernen nauwkeurig onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. In geen van de boorkernen is iets van waarde aangetroffen. Ook aan het oppervlak zijn geen archeologische resten gevonden. Volgens dhr. van Oostrum, gebruiker van het perceel, zijn ook bij de aanleg van de huidige opstallen geen vondsten gedaan. Het bodemonderzoek moet in beeld brengen of er in het onderzoeksgebied een intacte bodem aanwezig is en of in het gebied (waardevolle) archeologische resten aanwezig zijn. De verwachting is, dat er resten uit de Steentijd en/of Middeleeuwen kunnen worden aangetroffen. In een deel van het terrein (boringen 1–3 en 5) is de podzolbodem in het zand onder een ca. 50–90 cm dik kleidek of verstoorde grond nog vrijwel intact. In de dichter bij de stallen gelegen boringen 4 en 6 is de bodem tot een diepte van minstens 80 cm verstoord en zijn alleen mogelijk resten van de onderkant van een B-horizont gevonden. Ondanks nauwkeurig onderzoek van de boorkernen zijn er geen archeologische indicatoren aangetroffen. Wat niet met booronderzoek kon worden vastgesteld, is of er op het terrein sporen van de activiteiten van het steenhuis aanwezig zijn, zoals kuilen ter zandwinning. In samenspraak met het bevoegd gezag wordt daarom aanbevolen de graafwerkzaamheden archeologisch te begeleiden, zodat de profielen van de bouwput bestudeert kunnen worden, waardoor inzicht in de Middeleeuwse activiteiten kan worden verkregen