Archeologisch bureau- en booronderzoek aan de Aldfeartswei te Raerd, gemeente Súdwest-Fryslân (FR)

Aanleiding tot het hier beschreven archeologische bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen zijn de bouwplannen van de gemeente Súdwest-Fryslân voor drie percelen aan de Aldfeartswei te Raerd. Door deze werkzaamheden worden mogelijk archeologische resten bedreigd. Conform de Wet op de Archeologische Monumentenzorg dient het onderzoeksgebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Gemeente Súdwest-Fryslân heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het onderzoek uit te voeren. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het onderzoeksgebied tot het bouwrijp maken van de grond voor de moderne woonwijk op basis van de historische kaarten een agrarische bestemming heeft gehad en op deze kaarten is geen bebouwing aangegeven voor het gebied. De bodem in het onderzoeksgebied is gevormd door de afzetting van dekzand, gevolgd door getijdeafzettingen door de zee en veengroei, waardoor een afwisseling van klei- en veenpakketten kon ontstaan. De bodem bestaat uit een kalkarme poldervaaggrond van lichte klei. Deze klei is afgezet op het onderliggende veen. De veengroei vond plaats vanaf ongeveer het laat neolithicum waarmee het gebied te nat voor bewoning was. Resten uit de steentijd kunnen worden verwacht op het onderliggende dekzand. Op basis van de FAMKE is de trefkans hiervoor laag en is voor de periode steentijd-bronstijd daarom geen onderzoek noodzakelijk. Vermoedelijk werd het gebied vanaf de ijzertijd weer bewoonbaar, op de hogere dele van het landschap en op kunstmatig opgeworpen terpen. Vanaf toen is ook de dorpsterp van Raerd opgeworpen. Op basis van de FAMKE geldt voor deze periode dan ook een hogere verwachting voor het aantreffen van archeologische resten en daarom is voor de periode ijzertijd-middeleeuwen een karterend onderzoek 1 noodzakelijk, dat bestaat uit een bureauonderzoek en een booronderzoek. Het onderzoeksgebied ligt in de directe omgeving van de dorpsterp van Raerd. Voor het onderzoeksgebied zelf is niet bekend of hier nog terplagen van de terp van Raerd voor komen. Daarnaast kan sprake zijn van een overslibde huisterp, waarover klei is afgezet. Deze terpen worden gekarakteriseerd door ophogingslagen, afvallagen sporen van bebouwing en bijbehorende structuren als waterputten en erfafscheidingen. Door middel van een booronderzoek kan duidelijk worden of er binnen het onderzoeksgebied rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van bodemlagen met archeologische potentie. Uit het booronderzoek komt naar voren dat de bodem in het onderzoeksgebied bestaat uit een afwisseling van klei en dunne veenlagen met een verstoorde toplaag met een dikte van 0,3 tot 1,2 m. Er zijn geen betredingslagen, terplagen of andere lagen met archeologische potentie aangetroffen. Ook zijn geen archeologische indicatoren in de boringen waargenomen. Op basis van bovenstaande onderzoeksresultaten wordt aanbevolen geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren. Bovenstaande aanbeveling betreft een advies en dient te worden getoetst en goedgekeurd door de bevoegde overheid