Maassluis Dijkpolder Booronderzoek: Weverskade nabij nummer 89 te Maassluis (gemeente Maassluis)

ADC ArcheoProjecten heeft in oktober 2012 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in het plangebied Weverskade nabij nummer 89 te Maassluis. Aanleiding is de voorgenomen woningbouw op de locatie. Het ontwerp voor de nieuwbouw wijkt af van het vigerende bestemmingsplan. Daarom is een procedure gestart voor een nieuw bestemmingsplan. In het kader hiervan dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden: bij bodemingrepen in het gebied kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden worden verstoord of vernietigd. Het bureauonderzoek uitgevoerd door The Missing Link geeft een middelhoge kans op aantreffen van vondsten en/of sporen aan vanaf de Bronstijd t/m de Middeleeuwen, in de vorm van activiteitenzones en/of nederzettingen als ook mobiele /verspoelde vondsten in greppels en dergelijke. Sporen en/of vondsten kunnen op kreekruggen of hoogveenkussens worden aangetroffen. Ook op andere veentypen, mits deze goed ontwaterd waren, kunnen sporen en/of vondsten aanwezig zijn.Teneinde deze verwachting te toetsen werd in het plangebied een karterend booronderzoek uitgevoerd. Er zijn in totaal 13 boringen uitgevoerd tot een diepte van 300 cm –mv. In het plangebied komt een circa 230 cm dik pakket zandige klei voor, gelegen op een circa 40 cm dikke laag humeuze siltige klei en hieronder rietveen. De kleilagen zijn hoofdzakelijk dekafzettingen van het Laagpakket van Walcheren (Formatie van Naaldwijk). In de noordwesthoek van het plangebied komt sterk zandige klei en kleiig zand voor, dat kan duiden op een geulafzetting (smalle uitloper van een brede getijdengeul). Het veenpakket (Hollandveen Laagpakket, Formatie van Nieuwkoop) ligt in het plangebied vrij diep en heeft geen veraarde bovenlaag; er is geen sprake van een hoogveenkussen en vroeger drooggelegen, bewoonbaar veen. Wel is het veen intact gebleven gezien de geleidelijke overgang naar humeuze klei. Het duidt op een langzame vernatting en overstroming van het voormalige veenlandschap. De dekafzettingen in de boringen 2, 3 en 5, 6, 8 t/m 10, 12 en 13 zijn volledig kalkrijk. Aannemelijk is dat de ontkalkte top, zoals die in de overige boringen is aangetroffen, is opgenomen in de bouwvoor. De bodem is op de meeste plaatsen verstoord tot circa 40 cm –mv, op enkele plaatsen dieper, tot circa 100 cm –mv, waarbij ook sprake is van (sub)recente ophogingslagen (zand en puinresten). Het veldonderzoek leverde geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van kreekruggen, hoogveenkussens of ontwaterde veenoppervlakten. Verder zijn geen evidente archeologische indicatoren aangetroffen, die een aanwijzing kunnen zijn voor een archeologische vindplaats. Enkele baksteenfragmenten zijn aangetroffen in de bouwvoor, dus in verstoorde context. Op een enkele plek is enig houtskool aangetroffen net onder de bouwvoor. De relatief zandige afzetting in de noordwesthoek van het plangebied duidt mogelijk op een smalle getijdengeul. Aanwijzingen voor bewoning langs deze geul zijn echter niet aangetroffen. De gespecificeerde archeologische verwachting dient te worden aangepast. Op basis van de resultaten van het karterend booronderzoek geldt een lage archeologische verwachting voor de Bronstijd t/m de Middeleeuwen. Het advies is om het plangebied vrij te geven voor voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet