Plangebied Ingen-Het Woud, gemeente Buren: Een archeologisch vooronderzoek

In opdracht van SWB Lienden heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau van 9 t/m 16 mei 2011 een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in verband met geplande nieuwbouw te Ingen in de gemeente Buren. In twee noord-zuid gerichte sleuven zijn drie vlakken aangelegd. Hierin is een groot aantal bewoningssporen gedocumenteerd uit de Late IJzertijd, de Vroeg en Midden Romeinse tijd en de Volle Middeleeuwen. Het terrein was bewoond tussen ca. 100 voor en 200 na Chr., en opnieuw tussen ca. 1175 en 1300 na Chr. In de oudste nederzetting lag een 60 m brede natuurlijke geul, die in de loop van drie eeuwen opgevuld raakte met nederzettingsafval. Deze geul lag een deel van het jaar droog, waardoor de bedding als deel van de woonplaats fungeerde. Rond 200 na Chr. ontstond in de buurt een nieuwe arm van de Rijn en werd de geul weer watervoerend. Waarschijnlijk brak de bewoning hierdoor af. De geul raakte daarna verder opgevuld met rivierklei. In de Vroege Middeleeuwen ontstond wat verder naar het zuiden het dorp Ingen, dat rond de 10e eeuw opgerukt was tot aan de rand van Het Woud. Vanaf het einde van de 12e eeuw werd het terrein weer bewoond, tot rond 1300 de bebouwing naar elders verplaatst werd, mogelijk onder invloed van de pas gestichte Commanderij, een vestiging van Maltezer hospitaalridders net buiten het onderzoeksgebied. De aangetroffen sporen zijn gaaf bewaard en de vondsten goed geconserveerd. Vanwege de stratigrafisch gescheiden ligging in de restgeul hebben de resten bovendien een hoge informatiewaarde. De vindplaats is daarom als behoudenswaardig bestempeld. Delen hiervan worden mogelijk bedreigd door de geplande nieuwbouw. Het selectieadvies luidt om in de delen waar duurzaam behoud mogelijk is de archeologische resten niet verder te onderzoeken. Waar het bouwrijp maken of bouwen zal leiden tot verstoring van archeologische waarden wordt aanbevolen om de informatie veilig te stellen middels een archeologische opgraving. Een opgraving is wellicht noodzakelijk in de zuidelijkste 20-25 m van het terrein en op de locatie van de voormalige school in het westen van het plangebied. Afhankelijk van de exacte bodemingrepen kan in de rest van het gebied mogelijk behoud in situ gerealiseerd worden