Een archeologisch bureau-onderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) aan de Schapendrift 21 te Zeegse, gemeente Tynaarlo (Dr.): ARC-Rapporten 2006-26

Aanleiding tot het archeologisch onderzoek vormt vormt de voorgenomen nieuwbouw van een stenen, rietgedekte garage op de huidige locatie van een houten garage op het woonerf van Schapendrift 21 te Zeegse. Omdat de realisatie van deze plannen gepaard gaat met verstorende ingrepen in de bodem, dienen voorafgaand hieraan de archeologische waarden in en om de onderzoekslocatie vastgesteld te worden. Dit is in overeenstemming met het Verdrag van Malta, dat de bescherming van het cultureel erfgoed beoogt. De te verstoren diepte voor de bouw van de garage bedraagt ca. 1,30 m. In opdracht van de eigenaren van het perceel, fam. Drijfhamer, heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) het archeologisch onderzoek uitgevoerd. Een archeologisch bureau-onderzoek werd op 21 maart 2006 uitgevoerd en een inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van een geo-archeologisch booronderzoek en een aanvullende oppervlaktekartering werd op 23 maart 2006 verricht. Conclusie: De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) geeft voor de onderzoekslocatie een middelhoge trefkans op archeologische waarden. De bodem bestaat uit een vlakvaaggrond, een (post-) middeleeuwse datering voor deze afzetting is het meest waarschijnlijk. Daar het terrein tot de beplanting in de 20e eeuw een stuifzandterrein heeft gevormd, kunnen structurele bewoningssporen hierin uitgesloten worden. In het pleistocene dekzand onder dit pakket kunnen archeologische sporen uit oudere perioden aanwezig zijn. Gezien de aanzienlijke hoeveelheid bekende archeologische waarden in de omgeving van de onderzoekslocatie is de aanwezigheid hiervan een reele optie. Uit het IVO blijkt dat de bodem uit een minimaal 2 m dik pakket stuifzand bestaat waarin geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen. Dit komt overeen met de conclusie van het bureau-onderzoek. De top van pleistocene dekzand is bij de boringen niet aangetroffen. De voorgenomen werkzaamheden vormen geen bedreiging voor het bodemarchief, daar de ontgravingsdiepte van maximaal 1,35 m niet de top van de pleistocene ondergrond bereikt