Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van bureau- en booronderzoek aan de IJsseldijk West 17 te Ouderkerk aan den IJssel, gemeente Ouderkerk (Z.-H.): ARC-Rapporten 2005-67

Het Centraal Bodemkundig Bureau (CBB) uit Deventer heeft aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) opdracht verleend tot het uitvoeren van een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van een bureauonderzoek en boringen, op een perceel aan IJsseldijk West 17 te Ouderkerk aan den IJssel. De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door de voorgenomen herontwikkeling van het terrein. De te onderzoeken locatie heeft een oppervlakte van circa 5000 m2. De boringen zijn op 26 mei 2005 geplaatst door CBB en beschreven door mw. drs. A.M.I. van Waveren van ARC bv. Drs. A.J. Wullink verzorgde de schriftelijke vastlegging van het onderzoek. Conclusie: De onderzoekslocatie is gelegen aan een dijk van de Hollandsche IJssel. Deze rivier is actief geweest van 150 n. Chr. tot 1275 n. Chr., toen de rivier bovenstrooms werd afgedamd. De onderzoekslocatie is mogelijk bewoond vanaf de 10e eeuw en heeft een lage kans op het aantreffen van archeologica. De locatie ligt op de overgang van de kommen naar de stroomgeul ligt. In twee boringen (3 en 4) is de bodem sterk verstoord. Deze boringen liggen aan de dijk, dus deze verstoringen kunnen worden gerelateerd aan werkzaamheden aan de dijk. In deoverige boringen is geen verstoring waargenomen. In boring 6 werden tussen 60 en 90 cm –mv twee botfragmenten aangetroffen in onverstoorde context. Omdat bekend is dat Middeleeuwse woonplaatsen later door klei zijn afgedekt, wordt geadviseerd om, indien er ten oosten van boring 5 grondwerkzaamheden gaan plaatsvinden, hier verder onderzoek te verrichten. Voor het overige deel van het terrein geld dat de bodem of verstoord is, of dat er geen archeologica zijn aangetroffen, daarom wordt de aanbeveling gedaan hier geen vervolgonderzoek uit te voeren. Mochten er tijdens graafwerkzaamheden toch archeologica worden aangetroffen, dan dient dit overwijld aan de provinciaal archeoloog van Zuid-Holland5 te worden gemeld