Breda, Groot VOS-terrein, Verbeetenstraat, fase 3: Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (BR-183-08)

In opdracht van de gemeente Breda, Dienst Planeconomie EZGB, werd door het onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie (BAAC bv) te ’s-Hertogenbosch een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P), waarderende fase uitgevoerd op het plangebied Groot VOS-terrein (fase 3) aan de Oosterstraat / Verbeetenstraat in de gemeente Breda. De geplande nieuwbouw vormt een bedreiging voor het potentieel aanwezige bodemarchief. Uit een bureaustudie bleek dat het onderzoeksgebied gedeeltelijk gelegen is op een hoge en deels op een lage brede dekzandrug die aan de noordwest zijde en aan de zuidoost zijde door een beekdal wordt gefl ankeerd. In historische tijden is hierop een plaggendek ontstaan. Op grond van archeologisch onderzoek op vergelijkbare landschappelijke eenheden in met name Breda West werd voor het plangebied een hoge archeologische verwachting opgesteld. Het inventariserend veldonderzoek werd ingepast in de Lokale Onderzoeks Agenda Breda, waarbij een van de doelstellingen is het zo volledig mogelijk onderzoeken van één of enkele dekzandruggen in de omgeving. Het onderzoek betrof twee deelgebieden, die elk uit twee deelterreinen bestonden: deelgebied 3 aan de Verbeetenstraat (het voormalige VOS-terrein) en deelgebied 4 aan de Oosterstraat (de voormalige Kronenburgwerf). In totaal werden 9 proefsleuven aangelegd met een totaal oppervlak van 1492 m². Uit het onderzoek bleek dat alle deelterreinen, met uitzondering van een klein deelterrein aan de noordoost zijde van de Oosterstraat (deelterrein 4.2) door recente ingravingen tot in de top van de C-horizont verstoord waren. In de ongestoorde delen van de C-horizont werden geen archeologische sporen waargenomen. Op deelterrein 4.2 werd in de uiterste noordoost hoek een ongestoorde bodemopbouw gedocumenteerd, waarbij de voorzichtige conclusie getrokken werd dat de akkervorming in de loop van de 17de – 18de eeuw ontstaan is. Vondsten om deze dateringen te staven ontbraken echter. Op basis van het ontbreken van archeologische resten, zowel in de vorm van sporen als in de vorm van vondsten, werd als selectieadvies geen nader onderzoek aanbevolen. Aan dit advies kan echter geen rechtsgeldigheid worden ontleend