Proefsleuven aan de Zernikelaan te Groningen: Stadse fratsen 25

Aansluitend op een serie opgravingen aan de Zernikelaan tussen 1999 en 2001 werd in 2003 aanvullend archeologisch onderzoek verricht. Dit onderzoek was tweeledig. Aan de westzijde van een opgegraven middeleeuws steenhuisterrein zou binnen afzienbare tijd gebouwd gaan worden, waarbij mogelijk aanwezige, bij dit steenhuisterrein horende grondsporen verloren zouden gaan. Daarnaast was er een onbeantwoorde onderzoeksvraag die met een proefsleuvenonderzoek beantwoord zou kunnen worden, namelijk: heeft de bedding van de Drentsche A binnen het onderzoeksgebied gelegen, en indien dit zo was, waar? Op basis van een bodemonderzoek, uitgevoerd door RAAP, was een indicatie verkregen over de mogelijke ligging van deze bedding. Bij het steenhuisterrein werden sloten en kuilen gedocumenteerd die uit de middeleeuwen stammen en die aansloten op eerder vastgelegde grondsporen. De bedding van de Drentsche A werd niet gevonden, wel de bedding van kleine geulen en prielen, en een aantal greppels uit de (Romeinse-) ijzertijd, die ook in de eerdere opgravingcampagne veelvuldig werden waargenomen. De vondst van deze greppels verdubbelde het oppervlak van het terrein dat in deze periode gecultiveerd moet zijn geweest. Een aantal proefsleuven werd aangelegd in de periferie van de vergraven wierde(n) Verswerd en Paddepoel IV. Middeleeuws vondstmateriaal, gevonden in de vulling van subrecent gedempte sloten, is waarschijnlijk afkomstig van deze wierden