Plangebied St-Michielsgestelseweg (nabij nr. 7): Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)

In opdracht van Beheer en Beleggingsmaatschappij J.G. Pruyn B.V. (via Crijns Rentmeester B.V.) heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC B.V. een archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd in het plangebied St-Michielsgestelseweg nabij nr.7 te Vught. Aanleiding voor het onderzoek is het plan om een nieuwe woning op de locatie te realiseren. Het plangebied bevindt zich op de flanken van een dekzandrug, dan wel op een relatief hoog gelegen dekzandvlakte, nabij een beekdal. Er wordt op basis van het bureauonderzoek een hoge zwarte enkeerdgrond verwacht. Dit betreft veelal oude akkergronden met een groot archeologisch potentieel. De afzettingen die zich in de ondergrond bevinden, zijn gedurende het Weichselien afgezet. Wat betreft de ouderdom van de afzettingen kunnen op het terrein derhalve archeologische resten aanwezig zijn uit de perioden vanaf het (laat-)paleolithicum tot heden. De kans op de aanwezigheid van archeologische resten wordt voor het gehele plangebied groot geacht. Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied derhalve een hoge specifieke verwachting voor het aantreffen van vondsten en/of sporen. Gezien de waarnemingen in de directe omgeving van het plangebied geldt deze hoge verwachting voornamelijk voor de periode vanaf de bronstijd, al kunnen oudere vindplaatsen niet worden uitgesloten. Het verkennende booronderzoek onderbouwt de in het bureauonderzoek opgestelde verwachting ten dele. Uit het booronderzoek is gebleken dat de geomorfologische en geologische setting van het plangebied een hoge verwachting voor het plangebied onderbouwt. De bodem blijkt binnen het gehele plangebied echter verstoord, waarbij de ondergrond echter grotendeels intact in gebleven. In het westelijke deel van het plangebied is de verstoring beperkt tot de bovengrond. Voor dit deel van het plangebied blijft de hoge verwachting gehandhaafd, zij het dat de verwachting op een vindplaats uit het laat-paleolithicum tot en met het neolithicum vanwege de (ondiepe) verstoring als laag mag worden beschouwd. In het oostelijke deel van het plangebied is de bodem tot grotere diepte verstoord. Desalniettemin kan de aanwezigheid van diepere sporen voor dit deel van het plangebied niet worden uitgesloten. Voor dit deel van het plangebied is de verwachting naar beneden toe bijgesteld tot middelhoog. Indien de bodem bij de toekomstige plannen zal worden verstoord, wordt een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek geadviseerd