Oud-Sabbinge Bijsterweg 11. Gemeente Goes.: Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen

Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens werd in het archeologisch bureauonderzoek een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Er kon samengevat gesteld worden dat voor het plangebied een middelhoge verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit het Finaal Paleolithicum en Mesolithicum in de Formatie van Boxtel en uit het Neolithicum in de top van het Laagpakket van Wormer; een lage verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit Bronstijd in de onderzijde van het Hollandveen Laagpakket; een hoge verwachting geldt voor de IJzertijd en de Romeinse Tijd, in de top van het Hollandveen Laagpakket. Hierbij is wel gebleken dat de kans bestond dat het Hollandveen binnen het plangebied niet langer aanwezig is. Binnen het Laagpakket van Walcheren geldt een middelhoge verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen uit de Vroege Middeleeuwen en een hoge verwachting voor vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Tijdens het inventariserend veldonderzoek is het opgestelde verwachtingsmodel middels vijf verkennende boringen (tot maximaal 4,00 m –mv) getoetst. Hierbij dient opgemerkt dat dit veldonderzoek gericht was op het toetsen van de (geologische) verwachting en niet op het opsporen van eventuele vindplaatsen. Op basis van de resultaten van het booronderzoek kon bovenstaand verwachtingsmodel verfijnd en bijgesteld worden. De verwachting voor de perioden Finaal Paleolithicum tot een met Mesolithicum kon in de boringen niet worden getoetst. Dit vanwege de grote diepteligging van mogelijke vindplaatsen uit deze perioden op het pleistocene dekzand. Deze niveaus liggen beneden de maximale boordiepte. De afzettingen van het Laagpakket van Wormer zijn in vier van de vijf boringen aangetroffen en bestaan uit kleiige afzettingen met riet in de top. Dit wijst op lager gelegen natte gebieden waarin de kans op het aantreffen van bewoningssporen klein is. Verder is vastgesteld dat het Hollandveen in het plangebied gemoerneerd is, waarbij plaatselijk het veen tot in de afzettingen van het Laagpakket van Wormer ontgraven is en plaatselijk ongemoeid is gelaten. Daar waar het veen niet gemoerneerd is, is geen veraarde veentop vastgesteld. In het oosten van het plangebied is de moernering afgedekt door klei van het Laagpakket van Walcheren, in het westen door een pakket van historische ophooglagen. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek kan gesteld worden dat binnen het plangebied een middelhoge hoge verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit het Finaal paleolithicum en Mesolithicum, deze zullen echter dusdanig diep liggen dat deze binnen de huidige planvorming niet bedreigd worden. Verder is er een lage verwachting voor vindplaatsen uit het Neolithicum in het Laagpakket van Wormer en een eveneens lage verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd in de onderzijde van het Hollandveen. Voor de IJzertijd en Romeinse tijd is geen archeologische verwachting vastgesteld. Voor de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd (Laagpakket van Walcheren) is er een tweeledige verwachting vastgesteld. Voor het oostelijke deel van het plangebied is een lage verwachting vastgesteld. Voor het westelijk deel van het plangebied is de hoge verwachting behouden, hier zijn antropogene ophooglagen aanwezig