Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in het plangebied Weert-Vrouwenhof. Proefsleuf 1-40: ZAN 58

Conclusie In de 40 proefsleuven met een totaal oppervlak van 8044 m2 in het plangebied Weert-Vrouwenhof zijn geen archeologische vindplaatsen aangetroffen. De enige twee grondsporen uit - vermoedelijk - de IJzertijd liggen in sleuf 6, maar er zijn geen indicaties voor de aanwezigheid van structuren. In sleuf 37 was een greppel uit de middeleeuwen (of vroeger) aanwezig. De overige sleuven hebben slechts sporen uit de Late Middeleeuwen en vooral jongere perioden opgeleverd, waaronder perceelsgreppels en grote kuilen die mogelijk verband houden met leem- en/of veenwinning. Wanneer we de resultaten van het proefsleuvenonderzoek plaatsen in een micro-regionaal kader, blijkt de situatie op Vrouwenhof in belangrijke mate overeen te komen met die te Ospel-Waatskampzijweg. Zowel Vrouwenhof als laatstgenoemd terrein liggen aan de buitenrand van het centrale akkergebied van de micro-regio Weert-Nederweert. Afgaande op de bodemkaart is sprake van gronden die niet verschillen van die in de kern - enkeerdgronden met grondwatertrap VI - maar blijkbaar is de kans op het aantreffen van vindplaatsen in deze randzone betrekkelijk laag. Het gaat dan vooral om verspreide bewoningssporen uit de IJzertijd. Op zich hebben deze sporen een lage informatiewaarde omdat naast spiekers en kuilen waarschijnlijk geen huisplattegronden zullen worden aangetroffen. Er bestaat echter wel de kans dat sporen van urnenvelden worden gevonden, zoals eerder bij Ospel-Waatskamp en Nederweert-Eind is gebeurd. Daarnaast kunnen vuursteenvindplaatsen uit het Paleo- en Mesolithicum aanwezig zijn, al lijkt hiervoor wel de nabijheid van open water een bepalende factor te zijn geweest. De noordelijke rand van het plangebied Vrouwenhof maakt wél deel uit van de kern van het oude akkergebied van de micro-regio, maar deze is nu nauwelijks onderzocht (zie onder). De conclusie van het onderzoek is dat verder archeologisch onderzoek in het gebied achterwege kan blijven, behoudens de nog aan te leggen sleuven op de percelen T 1155 en 1229. Daarnaast is het aan te bevelen een aantal sleuven aan te leggen in de noordelijke randzone op de percelen T 894, 1901, 2131 en 2469, zodra deze niet langer in gebruik zijn als tuin en boomkwekerij. In deze proefsleuven is al voorzien in het PvE, zodat dit van toepassing blijft. Voor wat betreft de noordelijke randzone moet echter wel worden aangetekend dat onze verwachting ten aanzien van deze zone als geheel slechts middelhoog is. Wanneer hier bewoningssporen uit de Middeleeuwen met een zekere informatiewaarde aanwezig zijn, kunnen deze wellicht direct aansluitend op het proefsleuvenonderzoek worden opgegraven. De betreffende terreinen zijn klein en grenzen direct aan de bestaande bebouwing, zodat eventuele vindplaatsen niet gaaf zullen zijn en daarom waarschijnlijk niet voor behoud in aanmerking zullen komen