Rijnzichtweg 35 en Rhijngeesterstraatweg 13a-c, Oegstgeest (gemeente Oegstgeest): Een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

ADC ArcheoProjecten heeft in juni en juli 2017 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor de locatie Rijnzichtweg 35 en Rhijngeesterstraatweg 13a-c in Oegstgeest, gemeente Oegstgeest. De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen realisering van nieuwbouwwoningen en wegen en het verleggen van watergangen. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied in de overgangszone tussen het estuarium van de Oude Rijn en het strandwallenlandschap van Oegstgeest ligt. In een groot deel van het plangebied worden komafzettingen verwacht maar in het geval er oeverafzettingen voorkomen, kunnen archeologische resten uit de IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen worden verwacht. In het uiterst oostelijke deel van het plangebied wordt een flank van een strandwal verwacht waarop bewoning kan hebben plaatsgevonden vanaf het Laat-Neolithicum. Om deze verwachting te toetsen en waar nodig aan te vullen is een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hiertoe zijn verspreid over het plangebied handmatig 57 boringen uitgevoerd met een 7 cm Edelman en een 4,5 cm zuigerboor. De boringen zijn gezet tot 3 à 4 m onder het maaiveld. Uit het booronderzoek is gebleken dat in het oostelijk deel van het plangebied strandwalafzettingen voorkomen met een oude bodem. De hoge verwachting voor archeologische resten vanaf het Laat- Neolithicum blijft voor deze zone gehandhaafd. In het overgrote deel van het plangebied komen komkleiafzettingen voor met een ingeschakelde veenlaag en hieronder strandafzettingen. Hiervoor geldt een lage archeologische verwachting. Op basis van de uitkomsten van het verkennend booronderzoek wordt geadviseerd om in het oostelijk deel, ter hoogte van boringen 30, 31, 39 , 47 en 56, vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven (IVO-P), in het geval de geplande bodemingrepen dieper reiken dan 120 cm -mv. Dit onderzoek heeft als doel een eventuele vindplaats uit de periode vanaf het Laat-Neolithicum op te sporen