Kerkweg 8 te Zuidwolde: Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek verkennende fase

Archeodienst BV heeft een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (IVO-O(verig); booronderzoek) uitgevoerd in het plangebied aan de Kerkweg 8 in Zuidwolde (gemeente De Wolden). Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een omgevingsvergunning en bestemmingsplanwijziging betreffende het bouwblok voor de nieuwbouw van de deel van de boerderij en de nieuwbouw van een potstal. De bodem zal door graafwerkzaamheden voor de deel tot ca. 1,0 m en voor de aanleg van een potstal tot 0,0-0,3 m beneden maaiveld worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan. Archeologische interpretatie De laarpodzolgrond, die op grond van het bureauonderzoek werd verwacht, is niet aangetroffen in het plangebied. De bodem bestaat uit een verstoorde laag dan wel Ap-horizont, die direct rust op het zand dan wel leem van de C-horizont. Gezien de matige tot slechte gesorteerdheid van het relatief dunne natuurlijke zandpakket is het onduidelijk of het hier om dekzand dan wel keizand (verweerde keileem) gaat. Aangezien het fundament van de nieuwe deel al is aangelegd zijn de eventueel aanwezige archeologische resten binnen het noordelijk gelegen bouwvlak niet meer aanwezig. Mogelijk waren deze tijdens eerdere bouwfasen van de deel al deels verstoord. Voor het zuidelijke gelegen bouwvlak geldt dat de keileem zeer ondiep beneden maaiveld is aangetroffen, waardoor dit van oudsher een zeer natte locatie moet zijn geweest waar men liever niet woonde. De laarpodzolgrond is in het hele plangebied verstoord door ploegwerkzaamheden dan wel bouwactiviteiten. Vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien de bodem is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De hoge verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars uit het Midden-Paleolithicum tot en met Mesolithicum kan daarom naar laag worden bijgesteld. Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Gezien het feit dat het fundament van de nieuwe deel al was aangelegd in het noordelijk gelegen bouwblok zijn de eventueel aanwezige archeologische resten verdwenen. Voor het zuidelijk gelegen bouwblok geldt dat het een zeer natte locatie moet zijn geweest gezien het ondiep voorkomen van keileem, waardoor de locatie niet geschikt was voor bewoning. Daarom kan de hoge verwachting uit het bureauonderzoek om archeologische resten uit de perioden Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd aan te treffen voor beide bouwblokken binnen het plangebied naar laag worden bijgesteld. Advies Op grond van de resultaten van het onderzoek acht Archeodienst BV een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk