Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van een bureau-onderzoek en boringen aan de M. Wybrensdijk in Eagum, gemeente Boarnsterhim (Fr.): ARC-Rapporten 2005-23

Aanleiding voor het archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) is de geplande nieuwbouw aan de M. Wybrensdijk te Eagum, ten zuidwesten van Wergea (Fr.). Dhr. M. van der Sluis is van plan om op deze locatie een woning te gaan bouwen. Door realisering van de bouwplannen zal het bodemarchief ernstig verstoord raken. Daarom is door de dhr. Van der Sluis aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) uit Groningen opdracht gegeven om een IVO door middel van een bureau- en een booronderzoek uit te voeren. Het bureau-onderzoek is verricht op 28 februari 2005 en het veldwerk is op dinsdag 8 maart 2005 uitgevoerd door drs. J.Y. Huis in ’t Veld en mw. drs. M.C. Blom. Conclusie en aanbeveling: De vijf boringen geven een goed beeld van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie. Het bodemprofiel op het onderzoeksterrein is intact. In de pleistocene zandondergrond heeft zich een podzolbodem gevormd. De podzol bevindt zich op een gemiddelde diepte van 2,50 m beneden het maaiveld. De podzol bestaat, van boven naar onder, uit: • een A-horizont, • een E-horizont, • een B-horizont, • een BC-horizont (in twee boringen herkend), • en een C-horizont. De podzol wordt afgedekt door een pakket klei dat afgewisseld wordt door veenlaagjes. De veenlaagjes bestaan uit zowel bos- als rietveen. De kleilagen zijn overspoelingslagen. De aanwezigheid van een podzol geeft aan dat er een relatief lange, rustige periode is geweest, waarin de bodem zich heeft kunnen ontwikkelen. De aangetroffen podzol is niet erosief afgedekt. Een dergelijke plek in het landschap is in het verleden uitermate geschikt geweest voor bewoning. In de boorkernen zijn echter geen archeologische indicatoren aangetroffen, en evenmin aanwijzingen voor lagen die verband houden met een eventuele terp. Eventuele prehistorische bewoningssporen zijn daarentegen wel te verwachten in de pleistocene zandondergrond. Het zand dat in de boorkernen is aangetroffen is daarom gezeefd. In de zeefresiduen zijn echter geen indicatoren van menselijke activiteit aangetroffen. Op het onderzoeksterrein zijn eventuele bewoningssporen te verwachten op de pleistocene zandondergrond. Hoewel in de pleistocene ondergrond een intact podzolprofiel aanwezig is, is in de boorkernen geen enkele aanwijzing voor archeologische waarden aangetroffen. De provincie geeft in de FAMKE aan dat archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is als de top van het dekzand verstoord wordt tijdens de bouwwerkzaamheden