Utrecht Plangebied Leidseweg Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek (verkennende fase): BAAC rapport V-08.0264

Als gevolg van een nieuwbouwplan voor een gebied ingesloten tussen de Leidseweg en de Schonberglaan zijn een archeologisch bureauonderzoek en een aantal verkennende (beton)boringen noodzakelijk. Het plangebied is gelegen op een met klei afgedekte kronkelwaard van een oude watervoerende geul behorende bij de Oude Rijn stroomgordel. Het is onduidelijk tot wanneer deze geul watervoerend is geweest, maar in ieder geval tot aan de afdamming van de Oude Rijn in 1122 AD. Deze afzettingen worden in de boringen 1, 2 en 7 en waarschijnlijk in het gehele plangebied afgedekt door een 10 tot 40 cm dik pakket kalkrijke klei afkomstig van de huidige Rijn. Scherp begrensd op de kom-, oever- en/of beddingafzettingen bevindt zich een 75 tot 85 cm verstoord pakket ophoogzand en/of puindek. In de top van de oeverafzettingen vermengd met het dunne pakket komafzettingen heeft zich een ooivaagrond of poldervaaggrond kunnen ontwikkelen. Archeologische vondsten kunnen in een ooivaaggrond bij een intact bodemprofiel worden verwacht op of binnen 30 cm beneden maaiveld. Bewoningssporen kunnen worden verwacht vanaf de onderzijde van de Ah/Aphorizont. Ter plekke van boring 6 is in de top van de oeverafzettingen van de Oude Rijn vanaf circa 80 cm -mv een aanwijzing voor een oude woongrond aangetroffen. Het aantreffen van zacht gebakken leem in de top van deze oude woongrond duidt op een eventuele nederzetting van voor de Nieuwe Tijd. Op basis van de waarnemingen op dezelfde stroomgordel en de vermoedelijke actieve fase van de watervoerende geul betreft het waarschijnlijk een woongrond uit de IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen. De woongrond is slechts in 1 boring aangetroffen. Daarnaast is er in boring 7 op 1,25 tot 1,35 m -mv een vuile laag aangetroffen, waaronder zich mogelijke muur- of funderingsresten bevinden van een boerderij of huisplaats uit de periode 1850-1900 n. Chr. Op basis van het bureauonderzoek worden er in de top van de oeverafzettingen van de Oude Rijn in zowel het niet-onderzochte noordelijke, alsmede het niet-onderzochte zuidelijke deel resten verwacht van voormalige erven en boerderijen uit de 19e eeuw. Op basis van de ligging op een hoge en droge kronkelwaard van een oude watervoerende geul van de Oude Rijn, de bekende waarnemingen in de nabije omgeving op dezelfde stroomgordel en de aanwezigheid van intacte (begraven) ooi- of poldervaaggronden geldt er vooralsnog een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen voor het gehele plangebied. Ter plekke van de oude woongrond wordt een nederzetting of een boerderij met erf verwacht uit de periode IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen. In het niet-onderzochte noordelijke, alsmede het niet-onderzochte zuidelijke deel van het plangebied worden muurresten en/of funderingsresten van boerderijen en de resten van het bijbehorende erf (greppels, waterput, afvalkuilen) uit de 19e eeuw verwacht