Loosbraak ong, Schijndel, gemeente Schijndel: een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringen: Bureau voor Archeologie Rapport 318

Het plangebied ligt in de NOaA regio “Het Brabants Zandgebied”. De ondergrond bestaat uit glaciale afzettingen uit de laatste IJstijd. In de top van het bodemprofiel liggen windafzettingen (dekzand). Door eeuwenlang gebruik als bouwlandgrond en het gebruik van een systeem van potstalbemesting is op de gronden een antropogeen dek ontstaan bestaande uit den mengsel van heide- of grasplaggen vermengd met potstal mest. Op de bodemkaart staat het plangebied aangeduid als dikke zwarte enkeerdgrond. In de basis van, en onder dit antropogeen dek kunnen archeologische resten aanwezig zijn, indien het antropogene dek nog intact is. In het plangebied zijn vijf boringen gezet tot maximaal 180 cm -mv. Uit het booronderzoek blijkt dat in drie boorprofielen een intact antropogeen dek en een oude akkerlaag aanwezig is. In één boorprofiel is in de top van de onderliggende C-horizont een (restant van een) B-horizont aanwezig. In één boring is onder de akkerlaag een verrommelde laag aanwezig die wordt geïnterpreteerd als een mogelijk grondspoor. In twee boorprofielen is de bodem omgewerkt tot in de C- horizont. Deze verstoring reikt tot maximaal 150 cm -mv. Door de aanwezigheid van een antropogeen dek en akkerlaag in drie van de vijf boringen kunnen in het plangebied goed geconserveerde archeologische resten aanwezig zijn. In één boorprofiel is onder de oude akkerlaag mogelijk een grondspoor aanwezig. Geadviseerd wordt om de verstoring te beperken tot 55 cm -mv of 897 cm NAP. Indien dit niet mogelijk is wordt aanbevolen een proefsleuvenonderzoek of archeologische begeleiding uit te voeren teneinde de aan- of afwezigheid van archeologische waarden vast te stellen