Archeologisch bureau- en booronderzoek voor plangebied Rosmalen, ‘t Ven, gemeente ‘s-Hertogenbosch: Zuidnederlandse Archeologische Notities 315

In opdracht van AREC Ingenieursgroep BV heeft VUhbs archeologie een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd voor het plangebied Kindcentrum ’t Ven te Rosmalen. Binnen het plangebied zal een nieuwe kinderopvang worden gebouwd. De bestaande bebouwing zal hiervoor worden gesloopt. De werkzaamheden die met deze ontwikkeling gepaard gaan, zullen de bodem en de eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk verstoren. AREC Ingenieursgroep BV heeft VUhbs Archeologie verzocht voor het plangebied Kindcentrum ’t Ven te Rosmalen een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uit te voeren, zodat meer inzicht wordt verkregen in de archeologische verwachting ervan en of er aanvullend onderzoek noodzakelijk zal zijn. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op een hoger gelegen dekzandrug ligt die in het verleden een aantrekkelijke plek voor bewoning kan zijn geweest. Hierdoor heeft het op de verwachtingskaart van de gemeente ’s-Hertogenbosch een hoge archeologische verwachting. Omdat de dekzandrug uit het Laat-Glaciaal dateert, heeft deze hoge verwachting in principe betrekking op archeologische resten uit de periode vanaf het Laat-Paleolithicum. In de omgeving van het plangebied zijn er resten bekend uit de periode vanaf het Neolithicum. Voor het plangebied is in het verleden een ontgrondingsvergunning afgegeven en ook is het terrein bij de bouw van de woonwijk mogelijk opgehoogd. Hierdoor kan het bodemprofiel zijn verstoord. Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat de bodem binnen het plangebied bestaat uit een 190 tot 210 cm dik opgebracht pakket dat direct overgaat in de Cg-horizont. Er is geen restant van een begraven A-horizont en/of podzolprofiel waargenomen, waaruit is af te leiden dat de top van het oorspronkelijke bodemprofiel is afgegraven. Getuige de roestvlekken in de C-horizont direct onder het opgebrachte pakket is ofwel het oorspronkelijk bodemprofiel tot aanzienlijke diepte afgegraven of kende het gebied relatief hoge grondwaterstanden. In beide gevallen worden er binnen het plangebied geen intacte archeologische waarden (meer) verwacht en kan de verwachting worden bijgesteld tot laag. Hierdoor wordt vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht en wordt geadviseerd om het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling